2019 en een beetje snel graag.

Het begint een beetje eentonig te worden misschien maar net als mijn twee voorgangers kijk ik ook terug naar 2018. 2018 was best pittig te noemen. Zo pittig dat ik de overweging maakte om nog wel door te gaan met de column. Ik probeer mijn verhalen altijd een beetje te schrijven dat het een beetje luchtig blijft. Heel eerlijk: ik vond het gewoon allemaal niet zo leuk meer.

Naast het verlies van onze hond en paard hebben wij ook nog eens kunnen mee maken hoe lelijk mensen kunnen zijn. Over het omgaan met elkaar in de paardenwereld kan een hele soap geschreven worden. Een wijze les die ik iedereen wil meegeven die het overweegt om deze wereld te betreden: vertrouw alleen jezelf (en natuurlijk je familie als die zich ook begeven hierin).

Ik zat er behoorlijk doorheen maar had ook nog een dochter die het zover mogelijk nog veel zwaarder had. Zij verloor haar grootste ( dat is ook nog eens letterlijk) en haar liefste vriend. Echt tijd om te rouwen kreeg zij echter niet. Ze had een ander paard die de nodige aandacht moest krijgen. Het ging gewoon niet.

Paarden spiegelen. In dit geval was dat helemaal niet zo leuk en had het beter een robot kunnen zijn die ongevoelig was voor de emoties van de amazone die op zijn rug zat. Maar dit paard had niet alleen zijn vriendje verloren die samen met hem op de wei stond. Ook moest hij dealen met een verdrietige, onzekere amazone. Hij schoot er regelmatig vandoor. Alles proberen wij om dochter en paard een gelukkige toekomst te bieden. Lichamelijk nog maar eens helemaal laten nakijken, zadel aanpassen. You name it, wij deden het. De beloofde begeleiding die misschien nog wel het allerbelangrijkste was, bleef uit. Na een allerlaatste verzoek voor hulp, kwam er een antwoord die je kunt beschouwen als afwijzing, namelijk: geen tijd. Als je begeleider niet meer vraagt of hij kan helpen, geen interesse meer toont, voel je je heel alleen.

Een volwassene kan nog zoiets hebben van: Oké, het werkt niet met jou, er zijn wel andere.

Dochter is echter een puber met alle daarbij horende emoties die bij het puberende brein nou eenmaal horen. Zij dacht dat zij het alleen zou kunnen met zijn hulp.

Ik was boos. Het leek prinsessengedrag wat zij vertoonde. Er zijn momenten geweest dat ik haar achter het behang kon plakken. Ze riep dingen zoals: “Ik wil een ander paard” en “ik stop er helemaal mee”. Als je er middenin zit lijkt het alsof zij expres bezig was de boel te saboteren. Ik weet dat mijn dochter leuk kan rijden. Ik weet ook dat niets haar gelukkiger maakt. Nu begin ik in te zien dat het verdriet te groot was en dat ze er niet mee om kon gaan. Mijn dochter gaf op. Ik gaf op. Het gezin gaf het op.

Op stal liepen er een paar mensen rond die niet opgaven. Die bleven zeggen tegen mijn dochter dat het goed kwam. Sommige van deze mensen hebben geholpen door onder andere zelf met het paard te gaan rijden of aanboden om het samen te doen. Hoe goed bedoeld ook, ook zij wisten niet hoe zij dit duo weer rijdende konden krijgen.

Altijd net als alles verloren lijkt te zijn, de deuren potdicht zitten, gaat er een toch weer eentje open. Uit onverwachte hoek kwam hulp. Vrijwel direct konden wij het paard brengen. Twee zeer gemotiveerde dames hebben er heel veel zin in om mijn dochter er weer op te helpen. Mocht het onverhoopt toch niet lukken, weten wij dat wij er alles aan gedaan hebben. Ik heb sterk het gevoel dat het goedkomt. In welke vorm dan ook. Mijn dochter, zij geeft het nog helemaal niet op. Zolang zij zal strijden om ervoor te zorgen dat zij het geluk weer gaat vinden in wat zij het liefste doet, strijden wij met haar mee. Lukt het niet, dan hebben wij ons niet zo maar gewonnen gegeven.

Solo.